Gaza ligt in puin - maar het staat niet alleen.
Samen met Gaza liggen de overblijfselen van “nooit weer”,
de mythe van westerse waarden,
de flarden van internationaal recht,
en het verbrijzelde beeld van Israël in de ogen van de wereld.
De fysieke vernietiging van Gaza is een van de bepalende beelden van onze tijd geworden: hele wijken gereduceerd tot stof, ziekenhuizen veranderd in begraafplaatsen, families gewist uit burgerlijke registers. Achter de statistieken schuilt een diepere tragedie - de uitwissing van continuïteit, cultuur en het dagelijks leven. De ruïnes van Gaza zijn niet slechts het product van oorlog; ze zijn het resultaat van decennia van ontmenselijking en blokkade, een ramp in slow motion die de wereld heeft gadegeslagen met vermoeide ogen en afnemende verontwaardiging.
De ruïnes spreken niet alleen van bombardementen, maar ook van verlating - van een volk dat gevangen zit in een geografie van wanhoop.
“Nooit weer” was ooit een morele gelofte - een universele belofte die werd gesmeed in de nasleep van genocide. Maar in Gaza klinken deze woorden hol. De les van de Holocaust was bedoeld om de mensheid te verbinden aan de verdediging van al het leven, niet om te worden gemonopoliseerd door één natie of gebruikt om het lijden van een ander te rechtvaardigen.
Wanneer dezelfde wereld die gezworen heeft massale wreedheden te voorkomen wegkijkt terwijl deze zich live op schermen afspelen, wordt nooit weer geen belofte maar een relikwie - iets dat wordt betreurd in plaats van geloofd.
Decennialang hebben westerse landen zichzelf gepresenteerd als bewakers van democratie, vrijheid en mensenrechten. Toch heeft de reactie op Gaza een selectieve moraliteit blootgelegd: één standaard voor bondgenoten, een andere voor de rest. Regeringen die spreken van een “op regels gebaseerde orde” hebben belegering en uithongering gesteund; zij die claimen vrijheid te verdedigen hebben protesten gecriminaliseerd en dissidenten het zwijgen opgelegd.
In de ruïnes van Gaza wordt de mythe van westerse waarden geconfronteerd met haar afrekening. Wat overblijft zijn geen idealen, maar belangen - geopolitieke, economische, electorale. De morele woordenschat blijft bestaan, maar de betekenis is verrot.
Toen de Israëlische ambassadeur het Handvest van de Verenigde Naties ophield en verscheurde tijdens de Algemene Vergadering, was dat meer dan een gebaar - het was een symbool van een systeem dat al aan het ontrafelen is. Internationaal recht, geboren om macht te beteugelen, is gereduceerd tot papier: geciteerd wanneer het uitkomt, verscheurd wanneer het er het meest toe doet.
Oorlogsmisdaden worden in realtime gedocumenteerd, maar verantwoordelijkheid wordt uitgesteld naar een verre toekomst. Instellingen die bedoeld zijn om gerechtigheid te handhaven zijn verlamd door veto’s en dubbele standaarden. Wat in flarden ligt, is niet alleen een handvest, maar de geloofwaardigheid van de mondiale orde zelf.
Israël presenteerde zichzelf ooit als een democratie onder belegering - een natie die vecht voor haar overleving. Maar naarmate de beelden van Gaza’s verwoesting zich verspreiden, is dat verhaal gebarsten. Over de hele wereld ziet een groeiend aantal mensen geen verdediging, maar overheersing; geen veiligheid, maar straffeloosheid.
Het morele kapitaal dat Israël decennia lang beschermde, raakt op, zelfs onder zijn traditionele bondgenoten. De mythe van uitzonderlijkheid - dat Israël boven de normen staat die het van anderen eist - is verbrijzeld tegen de stenen van Gaza.
Wat in puin ligt, is dus meer dan een stad. Het is de architectuur van de morele orde - het geloof dat de mensheid leert, dat macht kan worden beteugeld, dat woorden als gerechtigheid, wet en waarden nog steeds gewicht hebben.
Gaza is de spiegel van ons tijdperk. Erin kijken is niet alleen de vernietiging van een volk zien, maar ook de ineenstorting van het geweten van de wereld.